Explosies zijn levensgevaarlijk. Maar hoe weet je nu wanneer er sprake is van explosiegevaar? En misschien nog wel belangrijker, hoe voorkom je het?
Er komen drie soorten explosies voor; gas-, nevel en stofexplosies. Voor allemaal gelden andere richtlijnen met betrekking op de veiligheid.
Een gasexplosie wanneer brandbare stoffen zich met de lucht vermengen, die voor 22% uit zuurstof bestaat. Hoe groter de concentratie brandbare stof in het luchtmengsel, hoe groter het gevaar op een gasexplosie. Dit kan gemeten worden met een explosiemeter (LEL-meter). Vanaf 10% van de LEL-waarde ontstaat een mogelijke explosieve atmosfeer.
Een vloeibare brandbare stof kan verdampen en kan dus samen met de lucht een ontplofbaar mengsel vormen. Hoe snel deze damp zich vormt heeft te maken met de temperatuur van de vloeistof. Bij een temperatuur boven het vlampunt komt de concentratie boven de LEL-waarde en wordt het mengsel ontsteekbaar. Ook wanneer een vloeistof wordt verstoven is er sprake van kleine druppeltjes, een nevel. Deze wolk druppeltjes kan zich gedragen als gas en een nevelexplosie veroorzaken.
De concentratie van een stofwolk kan niet worden gemeten met een instrument. Een ontplofbare wolk kan worden herkend aan: ‘een zicht minder dan 1 meter’. Ook treedt er stofexplosiegevaar op wanneer er voldoende stofafzetting van brandbare stof plaatsvindt. Bij een stoflaagdikte van 0,1 mm kan er al een ontplofbaar stof-luchtmengsel ontstaan. Richtlijn die wordt aangehouden is ‘wanneer men voetstappen op de vloer kan zien’. Over het verwijderen van de stof wordt gezegd: ‘De frequentie van het verwijderen van stof behoort zodanig te zijn dat nooit over grote oppervlakken een stoflaagdikte van 0,1 mm aanwezig is over een langere periode dan 8 uur.’ (bron: NPR-7910-2, 2008)
De aanwezig van stoffen in een atmosfeer gedurende een periode kunnen gemeten worden met een zogenaamde blootstellingmeting. Echter, deze meting zegt niets over piekconcentraties gedurende een korte periode in een kalenderjaar van brandbare stoffen tot boven de LEL. Een blootstellingmeting is dus niet bruikbaar om te bepalen of explosieve atmosferen zich voordoen.
Volgens de Arbowet moet de werkgever werknemers zoveel mogelijk beschermen tegen explosiegevaar. Het Arbeidsomstandighedenbesluit (artikel 3.5 a-f) geeft hierover het meeste duidelijkheid. Risico’s voor de werknemer moeten bijvoorbeeld schriftelijk worden vastgelegd in een explosieveiligheidsdocument, dat minimaal bestaat uit:
In algemene zin kan explosiegevaar voorkomen door:
Het vervangen van de brandbare stof door een stof met mindere en/of geen brandbare eigenschappen
Een brandbare stof binnen het proces te houden en niet op te laten mengen met de omgeving
Beter te ventileren waardoor explosiegevaar kan worden uitgesloten, omdat de concentratie van de onderste explosiegrens niet bereikt kan worden (zie de NPR-7910 (2008) voor de invulling van deze maatregel)
Werken onder zuurstofarme condities (inertiseren) waardoor explosiegevaar kan worden uitgesloten (zie de CEN-TR 15281 voor de invulling van deze maatregel)
Repressief: ontstekingsbronnen wegnemen op plaatsen waar explosiegevaar zich kan voordoen, of de ontstekingsbronnen laten voldoen aan een passend beschermingsniveau zodat de kans op ontsteking voldoende verlaagd wordt.
Stofexplosies kunnen worden voorkomen door:
Preventief: zorg ervoor dat geen brandbaar stof kan opwaaien op plaatsen waar potentiële ontstekingsbronnen kunnen zijn (denk hierbij aan schoonhuishouden conform de definitie uit de IEC 61241 en/of NPR-7910-2, 2008).
Repressief: gebruik explosieveilig materiaal zodat een stofwolk niet ontstoken wordt.
Bron: Arbokennisnet